Gitta (34) woont in Amsterdam-Oost. Ze wandelt graag en doet aan Tai Chi om ‘een diepere laag van ontspanning te voelen’. “Tijdens de coronapandemie sliep ik amper en kreeg ik steeds meer irreële angsten. Ik was bijvoorbeeld ineens bang dat de badkamerlampen mij zouden elektrocuteren.”
Doctorstitel
“Mijn oud-collega’s kunnen zich waarschijnlijk niet voorstellen dat ik in een psychiatrische instelling ben beland. Ik heb technische natuurkunde gestudeerd aan de TU Eindhoven. Daarna heb ik vier jaar promotieonderzoek gedaan bij de faculteit biomedische technologie. Onze groep onderzocht hoe je het zelfherstellende vermogen van het lichaam kunt gebruiken om bijvoorbeeld nieuwe hartkleppen te laten groeien. Als dat lukt, heb je geen hulpmiddelen van buitenaf nodig. Een omvangrijk project. Ik heb slechts een deeltje gedaan. Ik onderzocht hoe cellen hun omgeving aftasten en hoe ze zijn georganiseerd.
Na het behalen van mijn doctorstitel ben ik naar Amsterdam verhuisd en heb ik mijn carrière voortgezet bij onderzoeksinstituut AMOLF. Nadat het onderzoek van ons team naar Delft werd verplaatst, nam ik ontslag. Toen ik drie jaar geleden uitviel, was ik net gestart bij de Hogeschool van Amsterdam. Sindsdien heb ik niet meer kunnen werken. Waarom ik juist toen ben geklapt? Een opeenstapeling van vele factoren. Een daarvan is het hebben van een relatie waarin er eindelijk ruimte kwam voor mijn gevoelens. Mijn huidige vriend en ik zijn zes jaar samen. Bij hem mag ik er zijn in al mijn facetten. Ik voel me veilig bij hem. Dat gevoel heb ik nooit eerder gehad.”
Gevaar
“Mijn zusje en ik zijn opgegroeid in Edam. Onze vader mishandelde ons. Op mijn twaalfde zijn mijn ouders gescheiden. Kort daarna verbrak ik het contact met mijn vader. Jarenlang heeft hij ons gestalkt en geïntimideerd. Toen we naar Purmerend verhuisden, deed hij hetzelfde en bleef hij ons lastigvallen.
Mijn vader was altijd bezig met zijn hobby’s, andere vrouwen en vooral met zichzelf. Hij sloeg mijn zusje en mij, maar de mishandeling lag ook op het emotionele vlak: verwaarlozen, vernederen, dreigen. Als kind deed ik aan wedstrijdzwemmen. Ik vond het verschrikkelijk als hij mij naar trainingen of wedstrijden reed. Om me bang te maken, gaf hij soms opeens gas om daarna keihard te remmen. Na iedere wedstrijd zei hij dat ik alles fout had gedaan. Op veel afstanden stond ik in de top 3 van Nederland. Je zou toch denken dat er wel íéts positiefs te zeggen was?
Verder hadden mijn ouders escalerende ruzies: gooien met spullen, scheldpartijen, dreigementen om elkaar of zichzelf iets aan te doen. In ons gezin hing altijd gevaar in de lucht. Ik moest constant op mijn hoede zijn.”
Masker
“Achteraf gezien ben ik alleen maar bezig geweest met overleven. Mijn moeders motto was, en is, ‘niet zeuren, maar doorgaan’. Hierdoor heb ik op hoog niveau kunnen sporten en mijn studie kunnen afmaken. Mijn moeder is lief en zorgzaam, maar tegelijkertijd heeft zij ook pijnlijke dingen gedaan. Als de stress te hoog opliep, werd ze boos op ons. Dan schreeuwde ze ‘eruit’ en zette ze ons op straat. We mochten dan pas ‘s avonds weer naar binnen. Ik heb nog steeds contact met mijn moeder, maar zij en mijn zusje zien elkaar niet meer. Toen mijn zusje begon te puberen, hadden ze steeds vaker heftige ruzies. Mijn zusje ging de confrontatie aan, terwijl ik die uit de weg ging. We begrepen elkaar soms niet, maar zijn nu weer close.
Ik kon in mijn jeugd al vroeg bepaalde verbanden leggen. Al heel jong wist ik bijvoorbeeld dat ik mijn tekeningen niet aan mijn vader moest laten zien. Op die manier voorkwam ik teleurstelling, want hij zou er toch niet naar kijken. Uit zelfbescherming drukte ik bepaalde gevoelens of verlangens weg.
De constante kritiek van mijn vader veroorzaakte een negatief zelfbeeld. Maar terwijl vanbinnen de onzekerheid rondraasde, ging ik maar gewoon door. Ik ben zó gewend om te doen alsof het goed gaat dat ik een sterk masker heb gecreëerd. Bij stress of in een nieuwe omgeving, lach ik nog meer. Mijn hele kaak is dan stijf. Sinds ik ben uitgevallen, zie ik beter dat mijn stralende buitenkant me soms in de weg zit.”
Corona
“Een van de factoren voor mijn uitval was de coronapandemie. Ik was toen heel gespannen. Vooral ook omdat ik niet meer de dingen kon doen die mij afleiding bezorgden, zoals zwemmen. Door het thuiswerken zat ik voortdurend achter de computer en verergerden mijn nek- en schouderklachten. Toen ik zelf corona kreeg, sloeg dat op mijn spieren; mijn hele lichaam stond ‘in brand’ en mijn benen vielen uit. Dat had ik al eens eerder gehad. Opeens lig je op de grond, even later loop je weer. Daarnaast sliep ik amper en kreeg ik steeds meer irreële angsten. Ik was bijvoorbeeld ineens bang dat de badkamerlampen mij zouden elektrocuteren.
Omdat de artsen geen lichamelijke oorzaak konden vinden, kwam ik op een wachtlijst voor psychische hulp. Ondertussen had ik me ziek gemeld en ging het razendsnel bergafwaarts. Op een gegeven moment was ik zo wanhopig dat ik op onze balkontafel klom en naar beneden wilde springen. Mijn vriend heeft me eraf gehaald. Daarna heeft de huisarts contact opgenomen met de crisisdienst in de Eerste Constantijn Huygensstraat. Vele interventies van de crisisdienst om mijn slaap te herstellen en mijn paniek te laten zakken volgden. Ik zou een acute paniekstoornis hebben. Ik was voor mijn crisis al jaren bekend met paniekaanvallen. Destijds zakte de paniek na enkele minuten, uren of dagen, maar nu niet: mijn paniek was chronisch.
Uiteindelijk werd ik twee maanden later in de kliniek opgenomen, nadat ik echt een gevaar voor mezelf werd. Hulpverleners deden hun best, maar er werd niet altijd goed geluisterd en ze gingen uit van verkeerde aannames. Ik werd keer op keer overschat, omdat ik nog een ‘te heldere’ indruk maakte. Hulpverleners konden niet voldoende door mijn masker heen kijken om te zien hoe slecht het op dat moment echt met me ging.”
Tai Chi
“In totaal ben ik ruim twee maanden opgenomen geweest, waarvan anderhalve maand in de kliniek in Oud-West. Daarna heb ik nog één jaar deeltijdbehandeling in deze kliniek gehad om verder te stabiliseren. Uiteindelijk ben ik gediagnosticeerd met een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) en doorverwezen naar het Sinai Centrum, een PTSS-kliniek in Amstelveen. Ik heb hier nu individuele traumatherapie.
Mijn vriend steunt me nog steeds. We wonen samen in Oost en wandelen graag in de buurt, bijvoorbeeld door winkelcentrum Amsterdamse Poort. Hoewel ik in Amsterdam regelmatig te veel prikkels ervaar, zou ik momenteel nergens anders willen wonen. De stad leeft en is mooi. Wekelijks loop ik door de Jordaan naar mijn Tai Chi-lessen. Deze Chinese bewegingskunst helpt me om naar binnen te keren en een diepere laag van ontspanning te voelen. Achteraf heb ik soms trillingen van alle spanning die eruit komt. Ik kom steeds dichter bij mijn gevoel.”